Tips en Trucs artikelen Hyperlink Auteur/Copyrights
Aquariumchemie Naar artikel Andre de Graaf
Een zelf te bouwen goed functionerend oeveraquarium Naar artikel Loek van der Klugt
Flevopoltechnologie Naar artikel Loek van der Klugt

AQUARIUMCHEMIE

 

door: A. de Graaf

Copyright © Andre de Graaf tenzij anders vermeld

 

 

 

 

5e druk, april 2009

    overname van de tekst en figuren is slechts toegestaan met bronvermelding

 

AQUARIUM CHEMIE

 

 

Vele pro­blemen bij het houden van aqua­ria zijn te­rug te voeren op de samen­stel­ling van het wa­ter in het aquari­um. Helaas is het uitge­breid bepalen van de wa­tersamen­stelling niet iets dat voor velen is weggelegd al gaan de leveranciers van aquarium­beno­digdhe­den steeds meer meetsets leveren.De belangrijkste meetsets zijn de PH, KH, GH en nitriet meet­sets. Verder kunnen de ammoni­ak, nitraat, fosfaat- en ijzermeetsets nuttig zijn. Voor de houders van bv.. discusvissen is het hebben van een geleidbaarheidsmeter aan te raden.Om echter nut te hebben van deze sets en apparatuur is het nodig te weten wat er gemeten wordt en wat er gedaan moet worden als het resultaat van de meting niet zo is als men hebben wil.Alleen meten en weinig met de resultaten doen heeft weinig nut en kan dan ook beter achterwege gelaten worden.Voor u iets gaat doen aan de watersamenstelling zorgt u er dan voor goed op de hoogte te zijn hoe u dat het best kunt aan­pak­ken. Experimenteren met de watersamenstelling is voor mensen die onvoldoende van waterchemie en biochemie afweten niet aan te raden. Dit boekje geeft u een inleiding tot enkele processen die zich in het water afspelen. Ook wordt zo hier en daar ingegaan op de samenhang van de verschillende begrippen. Ik heb getracht het één en ander zo eenvoudig mogelijk uit te leggen al zal het voor velen evengoed nog moeilijk te lezen blijven. Wilt u meer weten,mailt u dan naar:

email : andre-de-graaf@hetnet.nl

 BEWAREN VAN MEETSETS, IJKOPLOSSINGEN E.D.

 

 

Veel aquarianen bewaren hun meetsets en PH-ijkbuffers in de kast onder het aquarium. Dit blijkt echter niet de meest geschikte plaats te zijn. Het is daar veel te warm en de meeste meetsets en alle ijkbuffers zijn na enkele maanden niet meer te gebruiken. Veel beter is het om de meetsets en ijkbuffers in de koelkast te bewaren. Ze blijven dan (met uitzondering van de ijkbuffer van PH 9) jaren lang goed.

BASISBEGRIPPEN

 

 

Moleculen, atomen, elementen

Als we stoffen zoals keukenzout, glas, water, soda enz. steeds in kleinere stukjes gaan verdelen komen we op een bepaald moment uit op een punt dat als we verder gaan met opdelen de eigenschap van het materiaal zou gaan veranderen. De kleinste stukjes die dan zijn ontstaan worden moleculen genoemd.

Deze moleculen op zich bestaan echter weer uit nog kleinere deeltjes, de atomen.

Van atomen van dezelfde soort zeggen we dat ze tot een bepaald element behoren.

In de natuur blijken ruim 90 verschillende elementen voor te komen. Alle stoffen op aarde bestaan uit een samenvoeging/verbinding van atomen van één of meerdere van deze elementen. Daarbij kan een stof opgebouwd zijn uit atomen van één soort maar ook uit een aantal verschillende elementen.

De verschillende elementen hebben alle een verschillende één of twee letterige code (het zgn. symbool) gekregen. Voorbeelden van elementen zijn:

 

Naam                                          Code / Symbool

Calcium                                                     Ca

Chloor                                                       Cl

Kalium                                                       K

Koolstof                                                    C

Magnesium                                                 Mg

Natrium                                                      Na

Fosfor                                                       P      

Stikstof                                                      N

Waterstof                                                  H      

Zuurstof                                                     O

Zwavel                                                       S

 

Met de ruim 90 verschillende elementen is het mogelijk om een bijna onbeperkt aantal verschillende soorten moleculen te vormen. Enkele daarvan zijn:

 

Ammoniak                                                 NH3

Diamant                                                     C

Grafiet                                                       C

Koolzuur                                                    CO2

Maagzout / Natriumbicarbonaat               NaHCO3

Nitraat                                                        NO3

Nitriet                                                         NO2

Natriumfosfaat                                           Na3PO4

Soda / dubbelkoolzure soda                       Na2CO3

Water                                                        H2O

Zuurstof                                                     O2

verhoudingen tussen aantallen atomen

Op de vorige bladzijde komt in het overzicht 2 keer een enkele "C" voor. De stoffen grafiet en diamant bestaan beide alleen uit koolstof. De manier waarop de verschillende atomen gerangschikt zijn is echter verschillend.Ook ziet u op diverse plaatsen een 2 of een 3 staan. Deze staan wat lager geplaatst dan de letters. Deze getallen geven aan hoeveel atomen van het element dat er voor staan in dat molecuul voorkomt. Bijvoorbeeld: Na2CO3 bestaat uit: 2 atomen Na, 1 atoom C en 3 atomen O. Bij het vormen van moleculen blijkt het niet zo te zijn dat elk element zich in elke willekeurige verhouding met andere elementen kan verbinden. Dit wordt bepaald door de bouw van het atoom. Het voert echter te ver om in te gaan op de bouw van de atomen.Om een indruk te krijgen kunt u het atoom beschouwen als een bol met op het oppervlak een aantal magneten. Een magneet heeft daarbij een noord- en een zuidpool. Twee noordpolen of twee zuidpolen zullen elkaar afstoten en een noord- en een zuidpool zullen elkaar aantrekken. Afhankelijk van het aantal en de soort "magneetpool" is verbinding met een "magneet" van een ander atoom mogelijk.Zo kan bv. één zuurstofatoom (O) zich binden met twee waterstofatomen (H) tot H2O of met één Calciumatoom (Ca) tot CaO. Enkele elementen hebben echter de mogelijkheid om een verschillend aantal en soorten "magneten" te hebben. Bv. Stikstof (N) kan zich binden met 2 zuurstof atomen tot NO2 of met 3 zuurstofatomen tot NO3 of met 3 waterstofatomen tot NH3. 

Gewichten van atomen

De gewichten van de atomen worden uitgedrukt als relatieve getallen.1 atoom waterstof (H) bv. weegt ongeveer 0,0000000000000000000000017 gram (1,7 x 10 –24 gram). Voor 1 atoom waterstof houden we 1 u (unit) aan.

Andere relatieve gewichten van atomen zijn:

 

Calcium                                   40,1

Chloor                                    35,5

Kalium                                    39,1

Koolstof                                  12,0

Magnesium                              24,3

Natrium                                   23,0

Stikstof                                   14,0

Zuurstof                                  16.0

Zwavel                                    32,1  

 

Bij reacties tussen verschillende elementen kunnen we niet aannemen dat 1 gram van het ene element met 1 gram van de andere reageert als het ontstane molecuul uit één atoom van het ene en één atoom van het andere element bestaat. In 1 gram van elk element zit niet steeds hetzelfde aantal atomen.Water (H2O) bv.. ontstaat bv.. uit een verhouding van 16 gewichtsdelen zuurstof (O) met 2 gewichtsdelen waterstof (H).

IONEN, ZUREN, LOGEN EN ZOUTEN

 

 

Water heeft de chemische samenstelling H2O maar komt in zuivere vorm eigenlijk niet voor. Het is namelijk een zeer goed oplosmiddel waarin zich al snel gassen uit de atmosfeer (o.a. zuurstof, stikstof en koolzuur) zullen oplossen. Ook een groot aantal andere stoffen lost zeer goed op in water. Denkt u daarbij maar eens aan keukenzout, suiker en soda). Verder kunnen stoffen in het water als suspensie voorkomen. Deze stoffen zweven zeer fijn verdeeld in het water (bv.. fijne kleideeltjes).Een aantal opgeloste stoffen blijkt in water uiteen te vallen in elektrisch positief en elektrisch negatief geladen deeltjes, de zgn. ionen. Zo valt keukenzout (NaCl) in water uiteen in een positief geladen Na+ ion en een negatief geladen Clion.
Bij de stoffen die uiteenvallen in ionen kan onderscheid gemaakt worden in:

 

-        zuren :      Bij uiteenvallen komt een H+ deeltje vrij

                          Zuren die geheel uiteenvallen in een positief en een negatief ion worden sterke zuren genoemd. Die zuren die slechts gedeeltelijk uiteenvallen zwakke zuren. Afhankelijk van de mate van uiteenvallen is het ene zuur sterker dan wel zwakker dan het andere zuur.

-        logen :      Bij uiteenvallen komt een OH deeltje vrij. Net als bij de zuren wordt onderscheid gemaakt in sterke en zwakke logen

.
-        zouten :     Overige in ionen uiteenvallende stoffen.

 

De positieve ionen worden kationen genoemd en de negatief geladen ionen anionen.

 

 

HARDHEID

 

Het is onjuist als over "hardheid" van water wordt gesproken zonder daarbij te vertellen welk type hardheid wordt bedoeld. Bij de "hardheid" van het water kan onderscheid gemaakt worden in:

 

a.       TOTAALHARDHEID   (GH)

Deze kan weer onder verdeeld worden in

-        TIJDELIJKE HARDHEID

Tijdelijke hardheid is de hardheid veroorzaakt door de Calcium- en Magnesiumzouten van koolzuur (Calcium(bi)carbonaat en Magnesium-(bi)carbonaat). Bij veRhitten verdwijnt koolzuur uit het water en slaat dat deel van het calcium en magnesium dat overeenkomt met het ontweken koolzuur neer als "ketelsteen".

-        BLIJVENDE HARDHEID

Blijvende hardheid is de hardheid veroorzaakt door andere magnesium- en calcium-zouten dan carbonaten. (bv. calciumchloride, calciumnitraat, calciumsulfaat, calciumfosfaat, magnesiumchloride, magnesiumnitraat, magnesiumsulfaat, magnesiumfosfaat.)Deze verdwijnen door verhitten niet uit het water.De totaalhardheid is de tijdelijke hardheid plus de blijvende hardheid.Een maat voor de hardheid is de duitse hardheid (°DH). 1°DH komt overeen met 10 mg calciumoxide (CaO) per liter water. De hardheid wordt ook wel opgegeven in graden franse hardheid. 1°DH = 1,78°FH.

 

b.      CARBONAATHARDHEID   (KH)

Het begrip carbonaathardheid is eigenlijk een foutief gekozen benaming.De indruk wordt gewekt dat de carbonaathardheid en tijdelijke hardheid hetzelfde betekenen. Onder de carbonaathardheid wordt echter een maat voor de concentratie aan bicarbonaten (HCO3) verstaan. Dus ook die bicarbonaten die gebonden zijn aan de niet hardmakende stoffen natrium en kalium. Het kan daarom voorkomen dat de KH van het water hoger is dan de GH. Dit komt voor als er geen calcium- en magnesiumzouten in het water aanwezig zijn (bv. in gedemineraliseerd water, regenwater) en er wordt soda (Na2CO3) aan het water toegevoegd. Er worden dan bicarbonaten gevormd waardoor de KH stijgt en de GH nog steeds 0 blijft.Doordat bicarbonaten in staat zijn, afhankelijk van de hoeveelheid vrij aanwezige waterstofionen, waterstofionen op te nemen en af te staan en daarmee te zorgen voor een stabilisatie van de PH waarde (buffering, zuurbindend vermogen) kan bij een KH waarde beneden de 2 de PH niet constant gehouden worden waardoor een plotselinge grote daling van de PH kan optreden.1°KH komt overeen met 30 mg NaHCO3 per liter water.

ZUURGRAAD

 

 

Ook water heeft de mogelijkheid, al is het maar voor een klein gedeelte uiteen te vallen in ionen. Er ontstaan dan de positieve waterstof (H+) en de negatieve hydroxyl (OH) ionen.

 

H20 splitst zich in H+ en OH Bij neutraal water zijn er precies evenveel H+ als OH deeltjes.Zodra het water meer H+ ionen bevat dan OH ionen wordt het water zuur genoemd. Bevat het meer OH ionen dan H+ ionen dan wordt het alkalisch genoemd.De hoeveelheid H+ ionen in neutraal water is 0,0000001 ofwel 10–7 gram per liter.  Aangezien er met dergelijke getallen moeilijk te werken valt is de term PH ingevoerd. Door middel van een wiskundige omzetting (de zogenaamde negatieve logaritme) zijn de hoeveelheden omgezet in eenvoudige getallen. 0,0001 ofwel 10–4 gram per liter kreeg daardoor de waarde 4.

 

Voorbeelden:         PH 4            0,0001             (10 –4)    gram per literPH 7            0,0000001        (10 –7)    gram per literPH 10          0,0000000001   (10 –10)   gram per liter

 

We zeggen dat water met een PH van 4 zuurder is dan water met een PH van 7.Wijzigingen in de PH kunnen worden aangebracht door het toevoegen van een alkalische of een zure stof (De PH wordt dan hoger resp. lager). Een PH wijziging van 1 eenheid betekent dat de hoeveelheid zuur een factor 10 is gewijzigd, bij wijziging met 2 eenheden een factor 100 enz.

 

 

Bufferende werking

Het effect van het toevoegen van een zure of alkalische stof hoeft niet altijd gelijk te zijn. In zuiver water heeft het altijd het grootste effect. Er bestaan echter een groot aantal stoffen die een deel van de H+ of OH ionen opnemen om zelf van de ene vorm in de andere te komen. Zo gaat bicarbonaat (HCO3) bij het toevoegen van zuur over in koolzuur (CO2) en bij het toevoegen van OH over in carbonaat (CO32 –).We noemen deze stoffen bufferende stoffen. Het toevoegen van zuren of alkalische stoffen heeft dan niet zo'n groot effect als bij zuiver water. Bij een te grote concentratie aan koolzuur zal dat gaan ontwijken in de vorm van koolzuurgas. Zolang er nog voldoende bicarbonaten in het water aanwezig zijn zal de PH niet veel dalen. Is echter alle bicarbonaat omgezet in koolzuur dan zijn er geen bufferende stoffen meer en zal de PH door toevoeging van kleine hoeveelheden zuur sterk dalen.

Natuurlijke PH waarden

 

Voor natuurlijke zoete wateren ligt de PH tussen de 5 en de 9. Voor zeewater ligt de PH tussen de 8 en 8,5. Dieren en planten zijn echter gevoelig voor wijziging van de PH zodat niet alle dieren en planten in water met een willekeurige PH kunnen voorkomen.Kunstmatige verandering van de PH geeft het minste problemen bij planten en vissen als het PH verschil maximaal 0,5 bedraagt. Let bij PH veRhoging vooral op de ammoniumconcentratie in het water. Bij te hoge ammoniumconcentratie kan PH veRhoging leiden tot vissterfte (zie blz. 21).

KOOLZUUR HOEVEELHEID

 

 

In de lucht bevindt zich ongeveer 0,5 mg koolzuur (CO2) per liter. In water kan dit variëren van 0 tot meer dan 250 mg per liter. Dit is afhankelijk van de zuurgraad (PH) en de hoeveelheid opgelost bicarbonaat (HCO3). De hoeveelheid is hoger bij een lage PH en een grote hoeveelheid bicarbonaat (hogere KH-waarde).Voor een optimale plantengroei is een hoeveelheid van meer dan 10 mg/l noodzakelijk. Vissen echter krijgen problemen bij een koolzuurgehalte van meer dan 25 mg per liter. Het koolzuurgehalte is niet eenvoudig rechtstreeks te meten. Er is echter een verband tussen de zuurgraad (PH), het bicarbonaatgehalte (KH) en de hoeveelheid koolzuur in het water. De PH en KH zijn met eenvoudige middelen te meten zodat ook het koolzuurgehalte bepaald kan  worden. Reeds samengestelde tabellen zorgen ervoor dat er geen moeilijke berekeningen nodig zijn.

 

 

SAMENHANG PH, KH EN CO2-GEHALTE VAN HET WATER

 

KH

PH-waarde

6,2

6,4

6,6

6,8

7,0

7,2

7,4

7,6

7,8

8,0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

25

15

10

6

4

2

1.5

1

½

0

2

50

30

20

13

8

5

3

2

1

½

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

75

50

30

20

12

8

5

3

2

1

4

100

60

40

25

15

10

6

4

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

125

80

50

32

20

12

8

5

3

7

175

110

70

45

28

18

11

7

4

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

250

160

100

65

40

25

16

10

6

4

12

300

190

120

75

50

30

19

12

8

5

 

CO2-gehalte in mg per liter

 

De tabel wordt als volgt gelezen:Bij bv. een PH waarde van 7,0 en een KH van 4 gaat u eerst naar de kolom KH, u gaat naar beneden tot u bij de 4 bent en dan naar rechts tot u recht onder de 7,0 staat. U vindt daar het getal 15. Dit betekent dat er 15 mg/l koolzuur in het water aanwezig is.

KOOLZUURPRODUCTIE /

KOOLZUUROPNAME

 

 

Koolzuur is een belangrijke stof voor de planten. Onder invloed van licht kunnen zij het koolzuur opnemen en omzetten in de suikers die voor de opbouw van de plant nodig zijn. Dit proces wordt fotosynthese genoemd. 

6 CO
2        +     6 H2O                                  C6H12O6   +     6O2
 
koolzuur en     water       worden omgezet in suiker en zuurstof

 

Bij de vorming van suikers komt zuurstof vrij. Deze zuurstof kan weer gebruikt worden voor de ademhaling van de dieren en de planten (een klein deel van de geproduceerde zuurstof gebruiken de planten zelf weer)


In onderstaande figuur is te zien dat de planten zuurstof produceren. Deze wordt door de dieren opgenomen onder afgifte van koolzuur. De koolzuur wordt door de planten weer opgenomen. Ook planten nemen zuurstof op en geven koolzuur af. Overdag is de afgifte van zuurstof en de opname van koolzuur echter veel groter dan 's nachts. De fotosynthese staat dan stil omdat er geen licht is.

                       overdag                                                        ‘s nachts

 

Voor een groot gedeelte wordt het koolzuur geproduceerd door bacteriën en slechts voor een klein gedeelte door hogere organismen (bv. garnalen, vissen, zoogdieren).

Overdag zal door de opname van koolzuur de PH van het water stijgen zodat in de avond de PH van het water hoger zal zijn dan 's morgens vroeg.

 

 

Schematische weergave van de koolzuur/zuurstof kringloop

 

Dit schema geeft aan dat dieren zuurstof opnemen onder afgifte van koolzuur. Deze koolzuur wordt door de planten weer opgenomen. Ook planten nemen zuurstof op. Overdag is de afgifte van zuurstof echter veel groter dan de opname. ‘nachts neemt de plant alleen zuurstof op.

 

 

 

 

 

 

 

                                                    

Biogene Ontkalking

 

Biogene ontkalking is het proces waarbij door de planten bicarbonaat (HCO3) wordt gebruikt i.p.v. koolzuur. Aangezien de opname van koolzuur ca. 100x efficiënter gaat dan de opname van bicarbonaat zullen de planten de voorkeur geven aan koolzuuropname boven bicarbonaatopname.

Bij een PH lager dan 8 is vrij koolzuur aanwezig (zie fig. blz. 9) en zal dat opgenomen worden. Bij een hogere PH is er geen vrij koolzuur meer aanwezig maar wel bicarbonaten. Sommige planten (o.a. hoornblad, Vallisneria, Najas) zijn in staat hieruit koolzuur vrij te maken. Er ontstaat dan CO32 – dat zich met het in het water aanwezige Ca2+ verbind tot kalk. Bij de planten die bicarbonaat opnemen wordt, voornamelijk aan de onderzijde van het blad, een grijze aanslag aangetroffen. De bovenzijde is gewoonlijk gewoon groen van kleur.

Het bicarbonaat wordt namelijk opgenomen aan de bovenzijde van het blad. CO2 wordt daarna in het blad aan het bicarbonaat onttrokken (zie chemische reactie 1). Aan de onderzijde van het blad wordt het vrijgekomen OH deeltje aan het water afgestaan. Dat deeltje reageert daar met een ander bicarbonaat-ion (reactie 2) waarbij een carbonaat-ion (CO32 –) wordt gevormd. Dit CO32– reageert met de aanwezige Ca2+ ionen tot de niet oplosbare stof Calciumcarbonaat (CaCO3)(reactie 3) die zich afzet op het blad.

 

Chemische reacties:

in blad:                   1)     HCO3                                           CO2 + OH

onderzijde blad:       2)     OH + HCO32 –                                                 H2O + CO32 – 

3)     CO32 – + Ca2+                                 CaCO3

4)     CaCO3 afzetting op onderzijde v.h. blad.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De hoeveelheid koolzuur die d.m.v. biogene ontkalking wordt opgenomen is veel lager dan bij een lagere zuurgraad het geval is. De hoeveelheid geproduceerde zuurstof zal dan ook lager zijn.


ZUURSTOF

 

 

De hoeveelheid van een gas die maximaal in water opgelost kan zijn is afhankelijk van de temperatuur. Hoe hoger de temperatuur, hoe lager de hoeveelheid opgelost gas. Voor zuurstof zijn de hoeveelheden als volgt:

 

 

Maximale hoeveelheid

Zuurstof in water

 

De zwavel- en stikstofverbindingen die zich bevinden in de afvalstoffen van planten en dieren worden omgezet in resp. zwavelwaterstof (H2S) (de bekende lucht van rotte eieren) en ammoniak (NH3).

 

In aanwezigheid van voldoende zuurstof worden deze zeer giftige stoffen door de zuurstofbehoevende (aerobe) bacteriën verder afgebroken tot minder giftige stoffen. (zie ook blz. 16 en 22).

 

 

°C

mg/l

 

 

0

1

2

3

4

5

10

15

20

25

30

 

14,54

14,15

13,76

13,41

13,06

12,73

11,27

10,10

9,13

8,34

 ca. 7

 

 

 

Indien er veel afvalstoffen in het water zijn zullen er veel bacteriën nodig zijn om dat af te breken. Er wordt dan veel zuurstof gebruikt. In stilstaand water zal op die plaatsen, doordat de transportsnelheid van gassen in stilstaand water erg laag is (ca. 1/100.000 van die in lucht), het zuurstofgehalte dalen en kan een zuurstof tekort ontstaan. Vervuiling door bv. olieachtige stoffen die het wateroppervlak afsluiten, kunnen een extra bijdrage aan het ontstaan van een zuurstof tekort geven doordat er geen zuurstof meer uit de atmosfeer gehaald kan worden.

Kleine, niet met ander water in verbinding staande wateren (bv. vijvers) zijn daardoor zeer gevoelig voor vervuiling. Zorgen voor het weghalen van in het water gevallen bladeren, voedselresten e.d. is dan ook erg belangrijk. In een zuurstof arm milieu kunnen ook insecten, kreeftjes en vissen niet meer leven. Deze sterven af en zorgen voor een nog grotere hoeveelheid afvalstoffen in het water.

Indien er te weinig zuurstof in het water aanwezig is kunnen alleen de bacteriën die weinig zuurstof nodig hebben, de anaërobe bacteriën, zich handhaven en worden ammoniak en zwavelwaterstof niet verder afgebroken.

 


Effect van doorluchting / watercirculatie

 

Water is verzadigd met koolzuur bij ca. 0,5 mg/l. Het is echter gemakkelijk om een oververzadigde oplossing van koolzuur te maken.

In het aquarium willen we voor een goede plantengroei 10-25 mg/l hebben. Bij het doorluchten van het aquarium zal, vooral in aquaria waar koolzuur wordt toegediend, koolzuur uit het water worden verwijderd.

De concentratie zuurstof in lucht is ca. 300 mg per liter en in water ca. 10 mg per liter. Door doorluchting of een andere vorm van watercirculatie wordt het water in beweging gebracht en wordt zuurstofarm water naar het wateroppervlak geleid en zuurstofrijk water naar de bodem. Het zuurstofarme water neemt dan zuurstof op uit de lucht. Tevens wordt door doorluchting het wateroppervlak vergroot waardoor de opname van zuurstof versneld wordt. Zuurstof kan door doorluchting / watercirculatie eenvoudig worden aangevuld. Te weinig zuurstof in het water blijkt dan ook over het algemeen geen gevolg te zijn van een gebrekkige productie van zuurstof door de planten maar van een gebrek aan transport van zuurstof en een slechte opname van zuurstof vanuit de atmosfeer.

 

 

 

REDOXPOTENTIAAL

 

 

Zuurstof is in staat gevaarlijke stoffen in het water onschadelijk te maken door er zich mee te verbinden. Dit verbinden met zuurstof noemen we oxydatie. Ook het onttrekken van waterstof atomen wordt oxydatie genoemd. (De onttrokken waterstof kan bv. met zuurstof reageren tot H2O.)

Ook andere in het water bevindende stoffen kunnen een zuurstofatoom afstaan aan een andere verbinding of een waterstofatoom eruit halen. Ook zijn er verbindingen die het omgekeerde doen. Deze eigenschap wordt dan reductie genoemd.

Uit de verhouding tussen de hoeveelheden reducerende en oxiderende stoffen kan de redoxpotentiaal worden berekend.

In stilstaand water zullen op den duur de reducerende stoffen de oveRhand krijgen.

Voor de redoxpotentiaal worden de termen eH en Rh gebruikt.

De redoxpotentiaal is afhankelijk van de PH zodat het bij metingen nodig is ook de PH nauwkeurig te meten. Een zeer hoge Rh duidt op zeer zuiver, zuurstofrijk water (bergbeek, koraalzee).

 

 

Oxydatie                 verbinden met zuurstof of

                              onttrekken van waterstof

 

Reductie                 onttrekken van zuurstof of

                              verbinden met waterstof

 

Redoxpotentiaal      verhouding tussen oxiderende

                              en reducerende stoffen

 

 

INVLOED OP AFBRAAKPROCESSEN 

De H2S omzetting tot sulfaat en de ammoniak omzetting tot nitraat vinden alleen plaats als er meer oxiderende dan reducerende stoffen in het water zijn.

M.a.w. als een hoge redoxpotentiaal aanwezig is. Blauwe alg kan het gevolg zijn van het stagneren van afbraakprocessen.

 

 

NATUURLIJKE WAARDEN

Eh zuurstofloos water             -0,1 V

Eh zuurstofrijk water               +0,5 V

Eh bodemgrond                     vaak < -0,1 V

 

De Rh kan uit de Eh berekend worden met de formule:  

Rh = 10087 . Eh/T + 2 PH  (T in Kelvin)

ZWAVELWATERSTOF  (H2S)

 

 

Vissen en planten zorgen in het water voor de productie van afvalstoffen.

Deze worden door bacteriën afgebroken tot het gevaarlijke zwavelwaterstof (H2S).

Onder invloed van weer andere bacteriën kan bij een gunstige redoxpotentiaal (een voldoende hoeveelheid zuurstof) het giftige zwavelwaterstof omgezet worden in sulfaat. (SO42 –).

In een dichtgeslibde bodem zal de zuurstofhoeveelheid dalen. De redoxpotentiaal daalt en de gevormde zwavelwaterstof zal niet worden omgezet.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OSMOSE

 

 

Osmose is het verplaatsen van water door bv. de wand van een cel (of membraan) ten gevolge van een verschil in hoeveelheid opgeloste stoffen per liter water. (Ofwel een verschil in concentratie aan opgeloste stoffen). De wanden van cellen laten daarbij alleen water door en niet de opgeloste stoffen. Het water gaat daarbij van de kant waar de concentratie laag is naar de kant waar de concentratie hoog is.

Door die verplaatsing van water wordt het verschil in concentratie kleiner. De druk op de celwand, van binnen uit gezien, zal verminderen als er water uitgaat en vermeerderen als er water binnenkomt.

Het gevolg is dat de cel kleiner resp. groter wordt om dit drukverschil op te vangen. Het drukverschil (de osmotische druk) is afhankelijk van het verschil in zoutconcentratie tussen de beide zijden van de membraan.

 

 

 

 

 

 

Bij eieren van vissen is osmose een belangrijke factor bij het al dan niet uitkomen van de eieren.

Als de concentratie aan opgeloste stoffen in het water buiten het ei lager is dan in het ei gaat het water het ei in (a). De druk op de binnenzijde van het ei-omhulsel wordt groter en de jonge vis kan makkelijker het omhulsel doorbreken.

Als de concentratie aan opgeloste stoffen buiten het ei hoger is wordt het water uit het ei getrokken en wordt de druk op de binnenzijde van het ei-omhulsel lager. Het ei wordt daardoor kleiner (b). De jonge vis heeft dan meer moeite om uit het ei te komen. Het kan er zelfs toe leiden dat eieren niet uit kunnen komen.

In tegenstelling tot de eieren kunnen de meeste vissen kunnen zich redelijk goed aanpassen aan andere osmotische waarden dan waar zij in de natuur leven.

Zowel zoet- als zeewatervissen blijken ca. 0,9% zout te bevatten. Zoetwatervissen bezitten daardoor een hoger zoutgehalte in het lichaam dan daarbuiten. Er zal daarom water door de huid van de vis naar binnen gaan. Omdat daardoor de zoutconcentratie in de vis daalt wordt via de kieuwen extra zout uit het water opgenomen. Tevens wordt er veel waterige urine met weinig zout uitgescheiden (zie tekening a). Bij zeewatervissen daarentegen zal doordat ze minder zout bevatten dan hun omgeving water aan het lichaam worden onttrokken. Via de kieuwen wordt daartoe zout uitgescheiden. Tevens wordt weinig urine maar met veel zouten uitgescheiden. (zie tekening b)

 

 

 

 

 

 

 

 

OMGEKEERDE OSMOSE

 

 

Bij osmose ging water van een milieu met een lage concentratie aan opgeloste stoffen naar een milieu met hoge concentratie. De verplaatsing van water veroorzaakt een drukverschil tussen de beide milieus. Het maximale drukverschil is afhankelijk van het verschil in zoutconcentratie. Hoe groter het verschil in de hoeveelheid opgeloste stoffen, hoe hoger het maximale drukverschil.

Bij omgekeerde osmose, bv. om water te zuiveren, wordt dit principe gebruikt om water te zuiveren. Hier wordt gezorgd voor een drukverschil tussen de beide zijden van het (osmose)membraan door het te zuiveren water onder druk tegen het membraan te persen. In het begin is aan beide zijden van het membraan de hoeveelheid opgeloste stoffen gelijk. Door het drukverschil tussen de beide zijden van het membraan wordt water door het membraan geperst.

Doordat alleen water door de membraan heen kan blijven de opgeloste stoffen achter en kan aan de andere zijde van het membraan het "gedemineraliseerde" water, dat vaak osmosewater wordt genoemd, worden opgevangen.

Aangezien het water aan de zijde van het membraan waar het tegenaan wordt geperst een steeds hogere concentratie aan opgeloste stoffen zal gaan bevatten zal door de "gewone" osmose het doorlaten van water gaan afnemen. Om het zuiveren van water door te laten gaan wordt gebruikt water afgevoerd en nieuw te zuiveren water toegevoerd.

 

 

 

 

 

IONENWISSELAARS

 

 

Ionenwisselaars zijn stoffen die bepaalde elektrisch geladen deeltjes (ionen) uit het water halen en er andere ionen voor terug geeft. De ionen die worden teruggegeven zijn tevoren aan de ionenwisselaar gebonden.

M.a.w. er zit een deeltje A aan de wisselaar vast en er komt een deeltje B langs dat beter met de wisselaar bindt dan deeltje A, dan laat deeltje A los en deeltje B blijft aan de wisselaar vastzitten.

Een ionenwisselaar die alle ionen (zouten) uit het water haalt en er water voor terug geeft wordt tevoren "geladen" door een deel van de wisselaar te spoelen met natriumhydroxide (NaOH) of soda (Na2CO3) en het andere deel met zoutzuur.

Als er met soda wordt gewerkt ontstaat er koolzuurrijk water dat voor gebruik goed doorgelucht moet worden aangezien het koolzuurgehalte dodelijk is voor de vissen.

Het "laden" van een ionenwisselaar is eigenlijk geen werk voor een amateur. Zoutzuur en natriumhydroxide zijn nogal gevaarlijke stoffen.

Een veel meer gebruikte ionenwisselaar is het zgn. onthardingsapparaat. Deze ionenwisselaar haalt alleen de stoffen die het water "hard" maken uit het water en geeft daar over het algemeen NaCl (keukenzout) voor terug. Dit type ionenwisselaar wordt namelijk meestal met keukenzout geladen (geregenereerd).

Het water dat uit een onthardingsapparaat komt is wel geschikt voor het houden van vissen die water met een lage hardheid verlangen, maar niet voor vissen die daarnaast ook een laag totaal zoutgehalte verlangen zoals bv. de discusvis.

AMMONIAK

 

 

Bij de afbraak van planten- en voedselresten en de afbraak van voedingsstoffen in dieren wordt ammonium NH4+gevormd. Afhankelijk van de zuurgraad (PH) en temperatuur van het water wordt dit voor een deel omgezet in ammoniak (NH3) (zie figuur en tabel) dat ca. 100x giftiger is dan ammonium.

 

NH4+ + OH                   NH3 + H2O

 

Een ammoniakconcentratie van 0,2 - 1,0 mg/l zorgt bij vissen voor een versnelde ademhaling en 1,0 - 2,5 mg/l ammoniak is vaak dodelijk.

 

 

 

Bij 20°C:         

PH

% NH3

% NH4+

6,0

6,5

7,0

7,5

8,0

8,5

0,06

0,18

0,6

1,8

5,4

15,3

99,94

99,82

99,4

98,2

94,6

84,7

 

 

Bij een PH onder de 7 blijkt nagenoeg geen ammoniak aanwezig te zijn. Bij een PH van 8 en een temperatuur van 20°C is reeds ruim 5% van het ammonium omgezet in ammoniak en bij een PH van 9 ca. 30%.

 

 

Ammoniakvergiftiging door PH verhoging.

Bij verhoging van de PH (bv. bij aquaria voor Malawi- en Tanganjikacichliden) is het belangrijk om eerst de ammoniumconcentratie te meten en uit te rekenen m.b.v.. bovenstaande tabel hoeveel ammoniak dat bij de gewenste PH zou betekenen. Het is zeer goed denkbaar dat bij PH 7 geen gevaar aanwezig is maar dat bij PH 8,5 een veel te hoge ammoniakconcentratie ontstaat.

Bijvoorbeeld:

Bij 10 mg ammonium per liter en een PH van 7 is 0,06 mg (0,6% van 10 mg/l) ammoniak per liter aanwezig en zijn er geen problemen. Als de PH daarna naar 8,5 wordt verhoogd gaat de ammoniakconcentratie naar 1,5 mg per liter (15,3% van 10mg/l). Dat kan de dood van de vissen betekenen.

 

 

STIKSTOFCYCLUS

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbraak van ammoniak

NB: In bovenstaande figuur staat ureum als afvalproduct van dieren. Vissen produceren echter geen ureumhoudende urine (zoals zoogdieren) maar ammoniakhoudende urine zodat de afbraak van ureum naar ammoniak daar niet noodzakelijk is..

Ammoniak wordt door de nitrosomas-bacteriën afgebroken tot nitriet (NO2)

 

 

NH3 + 3O2                      2NO2 + 2H+ + H2O

 

waarna de nitrobacter-bacteriën het nitriet afbreken tot nitraat (NO3-).

 

2NO2 + O2                    2NO3 

 

De afbraak van ammoniak tot nitraat wordt nitrificatie genoemd. Zoals uit bovenstaande chemische formules blijkt zijn voor elk ammoniakdeeltje 4 zuurstofdeeltjes nodig om het om te zetten tot nitraat. De minimale zuurstofconcentratie om het proces te laten verlopen blijkt 0,5 mg/l te zijn. Bij een goede doorstroming in het aquarium zal dit, gezien het feit dat de maximale zuurstof verzadiging, afhankelijk van de temperatuur, 7 tot 10 mg/l bedraagt geen probleem opleveren. Op plaatsen waar weinig waterbeweging is, zgn."dooie" hoeken in het aquarium of in een dichtgeslibde bodem, kan de zuurstofconcentratie wel te laag worden. Ook de PH blijkt van invloed te zijn op de afbraak van ammoniak. Beneden PH 6,5 en boven PH 8,5 daalt de afbraaksnelheid zeer sterk. Als de afbraak niet goed verloopt kan er een te hoge concentratie aan ammoniak resp. nitriet ontstaan. Het nitrietgehalte dient maximaal 0,15 mg per liter te bedragen.

Het ontstane nitraat dient weer als voedingsstof voor de planten. Een kleine hoeveelheid nitraat wordt door bacteriën omgezet in stikstof (N2) dat aan de lucht wordt afgestaan of rechtstreeks uit stikstof gevormd.

Een slechte afbraak kan ontstaan in water waarin (plaatselijk) te weinig zuurstof aanwezig is (de redoxpotentiaal is laag). Ook is het mogelijk dat er denitrificatie optreedt. Het relatief onschadelijke nitraat wordt dan omgezet in het veel gevaarlijker nitriet. Nitraat is het eindproduct van de afbraak. Het wordt door de planten opgenomen als voedingsstof. 10 - 30 mg nitraat per liter is voor de planten voldoende. Een te hoog nitraatgehalte (meer dan 150 mg per liter) remt de plantengroei en schaadt de gezondheid van de vissen. Bij 80 tot 100 mg nitraat per liter water stagneert de plantengroei. Het resultaat is dan een ophoping van afvalstoffen hetgeen een voedingsbodem kan betekenen voor (vooral blauwe) algen.

De blauwe algen (eigenlijk cyanobacteriën) kunnen aangezien ze minder zuurstof nodig hebben groeien.

 

 

IJZER

 

IJzer is een sporenelement in het aquarium. Het zorgt o.a. voor de rode kleur in de planten. Bij gebrek ontstaat ijzerchlorose (te zien als geel worden van o.a. Hygrophilasoorten). Planten kunnen ijzer alleen opnemen in de Fe2+vorm.

Aangezien Fe2+ in een zuurstofrijk milieu omgezet (geoxideerd) wordt in Fe3+ is het toevoegen van ijzerchloride (FeCl2) om de ijzerconcentratie te veRhogen niet nuttig.

Een beter resultaat wordt bereikt met aan zgn. chelatoren gebonden ijzer, zoals Fe2+-EDTA (natrium ferri ethyleendiaminotetra-acetaat). In de tuinbouw wordt deze stof aangeboden onder de naam Fetrilon. Deze stof is goed oplosbaar in water en planten kunnen het ijzer uit deze stof vrijmaken. Fe2+-EDTA is echter het meest stabiel bij een PH van 8 en hoger en niet bij een PH van 6,5-7 zodat een regelmatige toevoeging noodzakelijk is.

Er zijn inmiddels chelatoren ontwikkeld die stabieler zijn bij PH 7. Eén van deze stoffen is Fe2+-EDDHA (natrium ferri ethyleendiamine bis(2-hydroxyPHenylacetaat)). In de tuinbouw is deze stof o.a. bekend onder de naam LibFer SP. Diverse aquariumliefhebbers hebben al met succes van een de nieuwe chelatoren gebruik gemaakt.

Fe3+ en ionen van zware metalen zoals kwik (Hg), lood (Pb), koper (Cu) binden zich beter aan EDTA en EDDHA dan Fe2+ zodat, als deze ionen aanwezig zijn in het aquarium het Fe2+ wordt losgemaakt van de chelator en indien het niet snel wordt opgenomen wordt geoxideerd.

Een ijzerconcentratie van 0,1 mg/l is voldoende voor de aquariumplanten. Aangezien slechts ca. 5% van de Fe-EDTA of Fe-EDDHA verbinding afkomstig is van ijzer dient ca. 2 mg/l van de Fe-EDTA of Fe-EDDHA te worden toegevoegd.

IJzer rechtstreeks in de bodem brengen is ook mogelijk. Dit kan bv. in de vorm van ijzerhoudende klei. Het "oude" middel: "roestige spijkers in de bodem" is niet zo vreemd aangezien de bodem meestal zuurstof arm is. Het ijzer wordt dan niet geoxideerd tot de Fe3+ vorm maar blijft in de Fe2+ vorm of wordt zelfs gereduceerd tot de Fe2+ vorm.

GELEIDBAARHEID

 

 

Bij het houden van de meeste aquariumvissen en -planten is het meten van de geleidbaarheid van het water niet noodzakelijk. Indien echter goede kweekresultaten gewenst zijn dient wel rekening met de geleidbaarheid gehouden te worden.

De geleidbaarheid is een maat voor de hoeveelheid opgeloste zouten. Zouten zijn stoffen die een belangrijke invloed hebben op de osmotische processen in het aquarium  (zie blz. 5). Hoe meer zout, des te hoger is de geleidbaarheid. De geleidbaarheid wordt uitgedrukt in μS (micro Siemens). Een hogere geleidbaarheid wil ook zeggen een lagere elektrische weerstand. Geleidbaarheid en weerstand zijn aan elkaar gerelateerd: 1 Ω (Ohm)  = 1 / S (Siemens)

 

 

 

Ter informatie:

-        550 mg zuiver keukenzout per liter gedestilleerd water geeft een geleidbaarheid van 1000 μS.

-        zuiver water met een PH van 5              ca.  4       μS

-        zuiver water met een PH van 4              ca.  40     μS          

-        zuiver water met een PH van 3              ca.  400   μS

-        1°DH                                                  ca.  50     μS

-        gezelschapsaquarium                           200-1000 μS

-        brakwater                                            ca. 14000 μS

-        Waddenzee                                          ca. 25000 μS

-        Noordzee                                             ca. 40000 μS

 

 

 

 

FOSFAAT

 

 

Fosfaat is één van de veroorzakers van algenbloei. Door toevoeging van ijzerchloride (FeCl2) aan het water gaat het ijzer een verbinding aan met het fosfaat en vormt een niet oplosbare verbinding die op de bodem terecht komt. Voor het wegnemen van fosfaat wordt 10 mg ijzerchloride per liter water geadviseerd. Na een week kan indien nodig een zelfde hoeveelheid worden gegeven.

In een aquarium dient de concentratie fosfaat niet boven de 0,1 mg/l te komen.


 

WATERSAMENSTELLING

 

PH          KH          GH          NO2       NO3       μS

 

°DH        °DH        mg/l         mg/l

(max.)     (max.)

Gezelschapsaquarium

 

Discusvissen

 

Malawimeer

 

Tanganjikameer

 

Zuiver water

6½-7½    3-15         3-20        0,1           80           200-900

 

6-7          0,1-3        0,1-5       0,05         40           10-200

 

7,8-8½    7                       0,1           80           210-235

 

8½-9       17            9             0,05         40           600

 

7             0             0             0             0             0,05

                            

           

WIJZIGEN VAN DE WATERSAMENSTELLING

 

verhogen door bv.

verlagen door bv.

μS

toevoegen van zout                  

NaCl geen hardheid verhoging

CaCl2 tevens GH verhoging

NaHCO3 tevens KH verhoging

ionenwisselaar

PH

natriumbicarbonaat (NaHCO3)

soda (Na2CO3)

turfextract (humus­zuren)

koolzuur (CO2)

KH

Natriumbicarbonaat

soda

ionenwisselaar

GH

magnesiumchloride (MgCl2)

calciumchloride (CaCl2)

Ionenwisselaar

Fe2+

ijzer-EDTA (bv. fetrilon)

n.v.t.

NO3

NO2

NH3

NH4+

 

waterverversing + enten met water uit een aquarium met goede bacteriën werking

PO42-

Kaliumfosfaat

waterverversen

                


REDFIELD RATIO

 

Enkele jaren geleden werd het belang van de verhouding “Stikstof / Fosfaat (N/P)” voor het aquarium ontdekt. Begin 2004 werd dit in het blad “Het Aquarium” uitvoerig door C. Buddendorf beschreven.

A.C. Redfield ontdekte al in 1934 dat in alle oceanen een vast verhouding tussen stikstof en fosfaat in het water aanwezig was maar het belang voor aquariumhouders werd tot voor kort nog niet gezien.

Het blijkt dat in blauwe algen meestal voorkomen in water met een N/P ratio van 5:1 en groene algen bij een ratio 30:1. Planten blijken het goed te doen bij een ratio van 16:1

Onderstaande tabel maakt het mogelijk zonder rekenwerk de Redfieldratio te bepalen.

 

 

Corrigeren van de Redfieldratio

Bij een Redfieldratio groter dan 16                Kaliumfosfaat (K2HPO4) toedienen

Bij een Redfieldratio kleiner dan 16               Kaliumnitraat (KNO3) toedienen

 

Voor het berekenen van de hoeveelheid Kaliumfosfaat en/of Kaliumnitraat is een “rekenmachine” ontwikkeld. Deze kunt u vinden op de internetsite:

http://www.xs4all.nl/~buddendo/aquarium/redfield.htm

Bij grote hoeveelheden nitraat en/of fosfaat wordt daarbij tevens waterverversen aangeraden omdat anders erg veel van één van beide stoffen moet worden toegediend.

 

NB: genoemde chemicaliën zijn niet of zeer moeilijk te verkrijgen. Neem indien nodig contact met mij op om de stoffen te verkrijgen.

ENKELE TOEVOEGINGEN VOOR "DESKUNDIGE"

 

-    Ik realiseer mij dat de teksten chemisch gezien niet overal juist zijn. Zo wordt er overal H+ geschreven i.p.v. H3O+. Deze 'tekortkoming' maakt de tekst voor de meeste aquarianen beter leesbaar is.

 

-    Bij het verhaal over koolzuur zijn wel wat bedenkingen.

      In de berekeningen m.b.t. de koolzuurconcentratie (blz.9) uit de PH en de KH wordt de H2CO3-concentratie berekend. Het H2CO3 is in water in evenwicht met het opgeloste CO2 in water waarbij het evenwicht sterk aan de CO2 kant ligt. Als alle H2CO3 direct afgebroken wordt, dan is er geen H2CO3 aanwezig en gaat het  evenwicht H2CO3 → HCO3 + H+ (pKa = 6,46) naar links aflopen. De KH daalt dan naar 0. Dit is niet zo omdat de reactiesnelheid waarmee het H2CO3 wordt omgezet in CO2 zeer laag is zodat gevormde H2CO3 nog geruime tijd zal blijven bestaan.

      In de tabel, waarvan de getallen afkomstig zijn van Velda, is de concentratie CO2 opgegeven die ontstaat als alle H2CO3 wordt omgezet in CO2, dus niet de reële CO2 concentratie.

      In diverse KH/PH-tabellen worden andere CO2-concentraties genoemd. Zover ik heb kunnen nagaan is dit een gevolg van verschillen in de PKa-waarde die gebruikt is. Velda gebruikt 6,4 , Kasselbeer in "Aquarium Heute" een waarde van 6,25 en in "Quantitative Inorganic Analysis", A.I. Vogel wordt een waarde van 6,37 aangegeven.

 

 

Herkomst tekeningen:

blz. 10, 17, 18  en 19:

Erik Schoubs: Water voor het zoetwateraquarium 1990

blz. 26:

C. Buddendorf:  http://www.xs4all.nl/~buddendo/aquarium/redfield.htm


EEN ZELF TE BOUWEN, GOED FUNCTIONEREND OEVERAQUARIUM

  Tekst en foto’s: Loek van der Klugt Studievereniging HET PALUDARIUM, Den Haag 

Woord vooraf

Onder een oeveraquarium wordt een vivarium verstaan waarin een ruim en als volwaardig aquarium functionerend waterdeel samengaat met een daarachter geplaatst landdeel met opgaande wand(en). Daarbij wordt ten behoeve van plant en/of dier ook meer of minder intensief gebruik gemaakt van de ruimte boven het land- en waterdeel. Het accent valt op de oever. Omdat het Latijnse woord voor oever ripa is, wordt zo’n vivarium ook wel aangeduid met de term riparium.

In het volgende worden richtlijnen gegeven voor het zelf bouwen van een bak met water- en landdeel. Vorm, afmetingen, uitvoering en afwerking hangen vanzelfsprekend af van de wensen wat betreft het type van de bak, de te houden dieren en/of planten. Ook spelen de mogelijkheden van de plaats waar de bak komt te staan een rol. Er is gestreefd naar een zodanige bouwwijze dat men geen vakman behoeft te zijn om tot een goed resultaat te kunnen komen. Eventueel kan men glas en hout op maat bestellen. Wie niet een behoorlijk aquarium kan lijmen, dient zich wel eerst de kunst van de siliconenverlijming eigen te maken, dan wel een daarin bekwaam persoon in te huren. Dat geldt in het bijzonder voor het aquariumgedeelte - op het afhangen van de beweegbare ruit(en) na komt de rest zo nauw niet.  

Uitgangspunten

- Er wordt gebouwd in watervast verlijmd multiplex, waarna - voor zover nodig - met glas wordt aangevuld;
- het geheel wordt voorzien van een waterpas stelinrichting; - er is een land- en een waterdeel; - er is een intern watervoorraadvat met instelbare overloop;
 - er is een beveiliging tegen overlopen; - er is een bevloeiingsmogelijkheid voor de achterwand en een waterval en/of waterloop. De daarvoor benodigde dompelpomp wordt in het watervoorraadvat ondergebracht;
- de verwarming vindt plaats via een verwarmer/thermostaat die ook in het watervoorraadvat wordt geplaatst. Voor de verdere verwarming van het landdeel zorgt de warmte uit de lichtkap.
Eventueel kan een kabelverwarming of iets dergelijks voor een droog of extra warm plekje zorgen. - er wordt gebruik gemaakt van natuurlijke ventilatie, al dan niet periodiek ondersteund door een afzuigventilator; - een circulatieventilator verdient aanbeveling; - afhankelijk van de behoefte wordt verlicht door middel van TL8, TL5 of PLL. Voor een betere verlichting van de planten onderin, kan in de hoeken aan de voorkant een TL verticaal geplaatst. Betere verlichting onderin kan echter -afhankelijk van de inrichting van de bak- soms ook worden bereikt door gunstige plaatsing van een of meer lichtelementen met hoog vermogen of spots in de lichtkap. Bij een breed wateroppervlak kan ook een lichteiland worden aangebracht. Dat geeft men dan bij voorkeur de vorm van een uit de oever stekende boomwortel; - de bewegende voorruit scharniert aan de bovenzijde. Met het oog op de bereikbaarheid van het interieur kan het -afhankelijk van de afmetingen van de bak - gewenst zijn ook verticaal scharnierende ruiten aan te brengen.  

Aandachtspunten

Bij het ontwerp van de bak dient men een aantal zaken tevoren goed te overwegen:
- plaats, grootte en vorm van de bak;
- gewenst type biotoop: tropisch of subtropisch, vochtig of nevelwoud, beekdoorsnede met oever of meer moerassig; - wand nat, vochtig of droog;
- waterdeel al dan niet met aquariumfunctie;
- klimaatbeheersing; - type beplanting in het water en op het land;
- type dieren in het water en op het land; - afmetingen en stijl aanpassen bij afmetingen en stijl van de ruimte en omgeving;
- bij het bepalen van de afmetingen mede rekening houden met handelsmaten plaatmateriaal;
- afmetingen lichtbronnen, in het bijzonder TL5 en PLL leveren in geringe afmetingen veel licht;
- plaatsing lichtbronnen in verband met gewenste verlichtingssterkte;
- kijkrichting en kijkhoogte;
- lichtbronnen afschermen tegen rechtstreekse inkijk;
- hulpmiddelen zo veel mogelijk uit het zicht houden;
- veiligheid; - duurzaamheid materialen;
- bereikbaarheid en vervangbaarheid apparatuur.  

Materialen

Plaathout: Watervast verlijmd multiplex - bijvoorbeeld Meranti voor buitentoepassingen - met handelsafmetingen 244xl22 mm in de dikte 15 mm in het algemeen voldoet zeer goed. Multiplex van die dikte is niet te zwaar en gemakkelijk te be- en verwerken. 12mm is al gauw te dun en 18mm of dikker is alleen aan te bevelen bij zeer grote afmetingen.
Glas: De dikte van de aquariumvoorruit kiest men bij voorkeur zodanig dat - bij de gekozen waterhoogte en breedte van de bak - geen verstijvingsstrips behoeven te worden aangelijmd om hinderlijk doorbuigen daarvan te vermijden. Bij een waterhoogte tot 35cm en een breedte tot 1,2m volstaat naar ervaring een dikte van 10mm. Als de bak op een stevige, vlakke plaat rust, dan kan die in 8mm worden uitgevoerd. Voor de overige wanden volstaat 6mm en voor de bovenwaterruiten, inclusief de bewegende,  4 mm. Voor alle niet-zicht glaswerk kan prima met gebruikt, maar wel krasvrij glas worden volstaan.
Metalen: (Piano)scharnieren voor de bevestiging van de bewegende ruit(en) en gaas ten behoeve van de ventilatie dienen van roestvast staal te zijn. Ook schroeven dienen roestvast te zijn. Gegalvaniseerd voldoet goed. In de bak kunnen het best messing schroeven worden gebruikt.
Isolatieschuimplaat: Het verdient aanbeveling onder de glazen bodemplaat een dunne laag aan te brengen van een materiaal dat kleine oneffenheden kan opnemen. Daarvoor uitstekend geschikt is kunststof schuimmateriaal ter dikte van circa 3mm dat is bedoeld als ondertapijt voor laminaat. Voor dat doel geschikt zijn ook polystyreen (PS) plafondtegels. Ook vinyl vloerbedekking is bruikbaar. Voor het bekleden van de wanden, het maken van een rotspartij - al dan niet met waterloop - en eventueel ook voor het construeren van het watervoorraadvat, kan het best gebruik worden gemaakt van hard PS. Dat is verkrijgbaar in dikten van 2, 4 of 5cm.
Lijm: Bij de houtverbindingen wordt watervaste constructielijm gebruikt. Voor de verlijming van het glas wordt siliconenkit speciaal voor aquariumbouw gebruikt. Waar een lijmnaad in zicht komt, voldoet zwarte kit het best. Voor het verlijmen van kunststof gebruikt men neutraal ruikende siliconenkit, of - nog beter! - MS Polymeer. 

Vorm

Het eenvoudigst te bouwen is een bak met rechthoekig grondvlak. Dat is echter niet de mooiste vorm, zeker niet als de voorkant niet al te breed wordt. In het algemeen voldoet een vijf-, zes- of achtkant visueel beter, in het bijzonder als het vivarium in een hoek wordt geplaatst.In het interieur voldoen rechte hoeken minder goed dan stompe. Scherpe hoeken zijn minder prettig bij de inrichting. Bij een hoekbak verdient het aanbeveling 'de hoek achterin' af te schuinen. Het kanaal dat dan daarachter ontstaat, kan goed worden benut als leidingkoker.  

Afmetingen

De bak mag vooral niet te ondiep zijn. Een erg hoge bak is moeilijk goed uit te lichten. De diepte van het waterdeel hangt sterk af van welk type aquariumdeel voor ogen staat en natuurlijk ook van het type waterbewoners. Voor maan- of discusvissen is 50cm hoog wel het minimum. Verdere richtwaarden zijn: - Totale diepte niet minder dan 60 cm. Mocht de bak ooit nog verplaatst (verhuisd!) moeten worden, houd dan rekening met deurbreedten;- waterdeel in de diepte van de bak variërend van minimaal 20 tot 40 cm of meer, op een 'sterk' punt tot (bijna) aan de achterwand;- hoogte landdeel omstreeks 100cm. 

Inzichtelijkheid

De bak dient zo te worden geplaatst dat hij vanuit de meest voorkomende kijkrichting maximaal inzichtelijk is. De zijwanden dienen zo te worden uitgevoerd dat bij elke kijkrichting zo weinig mogelijk van de rest van het vertrek wordt gezien. In ieder geval dient direct doorzicht naar de wandbekleding van het vertrek te worden vermeden. Het is echter wel prettig als zijwanden voor een deel doorzichtig zijn. Dat vermindert ook de kans op ontsnappen van dieren bij het openen van de bak.  

Veiligheid

Vermijd dat men zich aan de geopende ruiten kan bezeren of dat die kunnen worden beschadigd doordat iemand onverhoeds een belendende deur opent. Een aan de bovenkant scharnierende voorruit dient bij horizontale stand zo hoog te liggen dat de langste in huis er zonder bukken onderdoor kan lopen. Die ruit kan het best vanaf het plafond worden opgehouden. Een eenvoudige en doelmatige oplossing kan bestaan uit een in het plafond aangebrachte plantenhaak, waarin een haaks omgezette metaalstrip kan worden gehangen. Het omgezette deel draagt dan de ruit.

Vervorming

Houd er rekening mee dat bij een meer ingewikkelde bouwvorm als gevolg van het gewicht van de voorruit de plafondplaat aan de voorkant kan gaan doorhangen. Dat kan men voorkomen door de plafondplaat bovenop te voorzien van - in lengte instelbare - trekstangen die de belasting naar de muur achter de bak overdragen. Houd die trekstangen (draadeinden met tuidraadspanners) uit het zicht door de hoek met de plafondplaat gering te houden. Ze werken echter alleen goed als die hoek niet te klein is. Zet de bak nooit vast aan de muren!Vooral houten vloeren, maar ook jonge betonplaat- en broodjesvloeren vertonen neiging onder belasting langzaam door te zakken. Bij houten vloeren kan het nodig zijn die te voren te verstijven of zelfs te ondersteunen. Bij een begane vloer met kruipruimte is dat in het algemeen niet al te moeilijk. Bij een slappe vloer is ondersteuning ook gewenst om deinen bij belopen van die vloer tegen te gaan. Een - ook achteraf nog aan te passen - waterpas stelinrichting is aan te bevelen.

Decoratiematerialen

Hiertoe behoren de wanden, takken en de waterloop. Hoe fraai organische materialen als druivenhout, kokos en geperste kurkplaat ook zijn, ze zijn in het warm-vochtige milieu van de bak tamelijk vergankelijk. Turf die eenmaal is uitgedroogd, is moeilijk weer nat maken en steekt dan door lichtere kleur af. Turf is bovendien sterk aan krimpen en zwellen onderhevig. Ook varenwortel is niet altijd duurzaam, vooral niet als het continu nat wordt gehouden. Bovendien geeft het bij bevloeien veel donkere kleurstof af. Echt goede varenwortel is trouwens haast niet meer te krijgen. Veel duurzamer is hout dat zo zwaar is dat het ook in droge toestand zinkt. Het zuigt geen water op. Toch vergaat dat hout op den duur ook. Een zeer duurzame bekleding van de wanden, terrassen en dergelijke bestaat uit polystyreen schuimplaat die wordt besmeerd met poeder-tegellijm en wordt geverfd met acryllatex. Imitatielianen en dito takken zijn te maken van in vorm gebrachte flexibele elektriciteitspijp of pvc pijpmateriaal. Na omwikkelen met repen (synthetisch) ondertapijt voor vijverfolie of - beter nog - koolstofdoek, kunnen die takken worden afgewerkt met een mengsel van Flevopol Uni hechtemulsie en kleipoeder, fijn zand met wat turfstrooisel. Grotere en meer ingewikkelder vormen kunnen worden gemaakt van geplastificeerd vierkantsgaas. Dat kan gemakkelijk alle kanten op worden vervormd en van bulten en gaten worden voorzien. Als omwikkelen niet mogelijk is, dan brengt opvullen met PURschuim uit de spuitbus uitkomst. Dat levert trouwens nieuwe afwerkingsmogelijkheden op. Deze technieken zijn ook bruikbaar voor het afwerken van wanden. 

Draagconstructie

Houd er rekening mee dat er tussen bak en wand een spouw van ca. 1 cm moet overblijven. Dat voorkomt kans op schimmel achter de bak.Een maximaal 60 cm diepe, rechthoekige bak kan aan een voldoende draagkrachtige muur worden opgehangen. Het eenvoudigst boort men twee of meer gaten in de muur, uiteraard zo goed mogelijk haaks op het muurvlak. Daarvoor is een klopboor met kroonboor of een diamantboor op statief nodig. In de geboorde gaten wordt stevige stalen pijp, bijvoorbeeld met diameter 40 mm, vastgelijmd met tweecomponenten kunstharsmortel. Daartoe wordt de pijp aan het muureinde van een stevige prop voorzien, waarna de pijp in het gedeeltelijk met mortel gevulde gat wordt gedreven. Het makkelijkst is het, gebruik te maken van zogenoemde chemische ankers. Dat zijn glazen buisjes gevuld met twee lijmcomponenten. Zo'n buisje wordt in het gat gestoken waarna het door het indrijven van de pijp wordt verbrijzeld en waarbij de componenten worden gemengd. Ook kan men een stalen draagframe (laten) lassen en dat met keilbouten aan de muur bevestigen. Daarin wordt dan de bak geschoven. De schoren aan de zijkant worden bij het afwerken van de bak aan het oog onttrokken. Zo'n constructie is veel fraaier dan die met de bekende driehoekige plankdragers onder de bak. Bij een slappe vloer verdient deze methode sterk aanbeveling. Eenvoudig is ook gebruik te maken van de losse stalen tafelpoten die in verschillende diameters en hoogten in de doe-het-zelf handel te koop zijn. Een fraaie oplossing bestaat uit twee van zulke poten aan de voorzijde in combinatie met een draagbalk die met slagpluggen aan de muur is bevestigd. Een fraaie voet is te maken uit verticaal gestelde glasplaten. Een hoekbak kan bijvoorbeeld staan op vier platen 8 mm dik die aan de achterzijde met siliconenkit zijn verlijmd. Om oneffenheden in de vloer op te vangen, staan de glasplaten op hardhouten latjes van ten minste 5 mm dik. Ook kan men twee platen haaks op elkaar lijmen. Om 'schranken' te voorkomen, kan men de haakse hoek met een of twee plaatjes afschuinen. Alvorens dat te doen, bespuit men die schorplaatjes aan de binnenzijde van de te vormen koker met lak in zilver- of goudkleur. Neem geen metallic verf, die dekt niet op glas. Glas wel ontvetten! Tussen twee van zulke elementen kan men een apparatenkastje opnemen. Dat kan het best in hout worden uitgevoerd. De vorm van de voet dient te passen bij die van de bak. Een vrijstaande, zeskantige bak geeft men dus ook een zeskantige voet, bijvoorbeeld een aan de binnenzijde met verf bespoten zeskantige zuil in het midden van een zeskantige (houten) onderplaat en met zes verticaal geplaatste glasplaten als dragende elementen. Die platen worden dan aan de hoekpunten van de centrale buis gelijmd. Door twee platen te bespuiten kan men daarachter het een en ander aan techniek, een filterpot of iets dergelijks, uit het zicht plaatsen.Natuurlijk kan de bak ook op een stevige houten of stalen tafel worden geplaatst. 

Waterpas stelinrichting

Een waterpas stelinrichting is onontbeerlijk, wil men het water tot aan de bovenzijde van de ruiten van het aquariumdeel hebben staan. Het eenvoudigst is gebruik te maken van stelpootjes voor wasmachines en dergelijke zoals die in de doe-het-zelf handel te koop zijn. Die kunnen onder een soort vlonder worden gemonteerd die op de vloer komt, maar wellicht ook tussen de bak en de draagconstructie. Uiteraard dient dat zo te gebeuren dat men er later nog met een steeksleutel bij kan. Volgens dat principe kan men ook zelf zoiets maken, bijvoorbeeld passend op de pijpen die in de muur zijn gestoken. De genoemde tafelpoten zijn er ook met zo'n instelmogelijkheid. Ga daarbij wel na of die voldoende draagvermogen hebben! Bij gebruik van glasplaten als onderstel kan men als volgt tewerk gaan. Op de draagplaten wordt een 18mm dikke plaat multiplex gelegd. Daarin worden op geschikte punten gaten geboord met een diameter waarin de huls van een inslagmoer past. Die wordt er vanaf de bovenzijde van de plaat ingestoken en met een hamer ingedreven. In die huls zit een schroefdraad. Een geschikte maat is 8 mm. Van onderaf schroeft men nu de bout met zeskantkop in. Op de boutkoppen komt een tweede stevige draagplaat.Ter plaatse van de bouten lijmt men metaalplaatjes (bij voorkeur met centerpunt) om te voorkomen dat de bouten het hout in worden gedraaid. Men plaatst de bouten naast de glazen draagplaten. Ook hier dient men te allen tijde nog bij te kunnen. 

Ombouw

De ombouw is in feite weinig meer dan een verloren bekisting. Schroef het hout haaks op elkaar of maak gebruik van hoeklijn of -latten. Alvorens te schroeven, bezet men de kopse kanten met watervaste constructielijm. Werk voortdurend zo verticaal en waterpas mogelijk. Maak daartoe veel gebruik van schietlood en waterpas. Soms is een slangenwaterpas handig. Dat is een slang met aan beide einden een doorzichtig pijpje. Men kan daarmee zien of een bepaald punt even hoog zit als een punt elders. Hierbij is een statief wel handig. Op de bodemplaat komt een uitvlaklaag zoals eerder aangegeven. Hierop komt de aquariumbodemruit. Lijm vervolgens daarop de zijwanden van het aquarium, maar laat de voorruit daarvan nog even weg. Die komt uiteindelijk tegen de kopse kanten van de zijruiten. Kies de aquariumruiten die binnen de kist komen 5cm hoger dan de toekomstige waterstand. Om nog in het watervoorraadvat te kunnen komen, is het handig om in een zijwand een goed toegankelijk luikje/deurtje daarboven aan te brengen. Dat dient nu dus ingezaagd te worden. Als dat niet kan, tref dan een voorziening om via het landdeel in het voorraadvat te kunnen komen. Een in het voorraadvat geplaatst apparaat kan altijd kapot gaan. Verticale TL Voor de verticale TL in de voorhoeken creëert men aparte kamertjes die vanaf de voorkant toegankelijk zijn. De buis dient alleen het bovenwaterdeel te belichten.  

Lichteiland

Om meer licht op het water te krijgen kan een lichteiland worden aangelegd. Hier kan het gemakkelijks een PL of PLL worden toegepast. Overdrijf echter niet wat het vermogen betreft. Een al te opvallende lichtvlek stoort nogal. Ook bestaat kans op overmatige groei van draadalgen ter plaatse. Van glas ter dikte van 3 of 4mm fabriceert men een koker, Via een los deksel kan men de buis gemakkelijk vervangen. Voer de bedrading naar achteren of opzij uit en geef die wat extra lengte. De bekleding van de koker dient juist het wateroppervlak te raken. Dit, om te voorkomen dat men het licht van bovenaf in het wateroppervlak ziet spiegelen. Probeer een boomwortel te imiteren. 

Wandbekleding

Voorzie zekerheidshalve het hout van 2 lagen vloeibare rubber. Dat materiaal betrekt men uit de bouwmarkt. Het wordt gebruikt voor dakreparaties. Voordeel is dat het elastisch blijft. Ook is het veel goedkoper dan epoxy- of polyesterhars. Als de tweede laag nog nat is, kan men daarin stotend plafondtegels of vergelijkbaar materiaal drukken. Dat materiaal kan men direct verven met beton- of muurverf op waterbasis. Het best bevalt matzwart, maar men kan in de nog natte verf ook wat groen of bruin vegen. Dan gaat goed met een sponsje. Zulke wanden zijn echter niet al te sterk en kunnen daardoor gemakkelijk beschadigd worden. Dergelijke wanden kunnen daarom alvorens die te verven, beter eerst worden bezet met een laag tegellijm. Dat moet (poeder)lijm op cementbasis zijn. De goedkoopste, grijze lijm is goed genoeg. Vanzelfsprekend neemt men geen witte lijm. Kant en klare tegellijm is veel duurder en komt alleen in aanmerking als de fabrikant watervastheid claimt. Wanden die afgewerkt zijn met tegellijm zijn zonder meer watervast. Jammer genoeg willen daarop lange tijd geen mossen groeien. Wil men dat wel, dan brengt men in de nog natte tegellijm turfmolm, turf-, kokos- of varenwortelvezel aan. Dat levert een veel groeizamer ondergrond voor de mossen op. Uiteraard dient de vezellaag vochtig te worden gehouden.In plaats van de plafondtegels met tegellijm kan men ook platen hard PS ter dikte van 2 of 4cm aanbrengen. Die zijn voorzien van een nogal gladde en dichte huid. Het verdient aanbeveling die eerst met grof schuurlinnen open te trekken. Dat bevordert de hechting bij verlijming, verven of bestrijken met een of ander materiaal aanzienlijk. Voordeel van zulke dikke platen is dat men die nog kan profileren en vooral dat men daarin gemakkelijk stalen pinnen of krammen kan steken waarmee men er planten op kan bevestigen. Ook kan men er bijvoorbeeld Parkers met brede kop in draaien en dan met rvs-draad (draad trekken uit een stuk rvs gaas) of geplastificeerd draad daaraan planten bevestigen. Dat is vooral een handige methode als men een plant wat bromelia-, varen- of orchideeëngrond wil meegeven. Dan stopt men die grond in een zakje van bijvoorbeeld zwart pantymateriaal. Profileren van het hard PS kan men bijvoorbeeld doen door er met een mes in te kerven en de kerven dan met een verfföhn of hobbybrander te behandelen. Ook kan men plaatselijk ‘opdikken’ door er al dan niet voorgevormde stukken PS of PURschuim op te lijmen of daarop vast te prikken. 

Watervoorraadvat

Nu wordt het watervoorraadvat van het aquariumdeel afgeschoten. Dat kan met glas, maar veel handiger is PS hardschuim ter dikte van 2cm.Werkt men in glas, dan volstaat 4mm. Het is dan het handigst om eerst de landbodem (= plafond voorraadvat) te plaatsen. Daartoe lijmt men tegen de wanden en op de bodem wat draagstrips. Die kunnen uitstekend van hardschuim worden gemaakt. Hierop komt de landbodem en daartegen lijmt men de scheidingsruit. Die laat men zoveel boven de landbodem uitsteken als men gronddikte denkt nodig te hebben. Groot voordeel van hardschuim is, dat het zo gemakkelijk met behulp van een hobbymes of fijne hand-, of decoupeerzaag op maat te maken is. Ook kunnen er veel eenvoudiger doorvoeren in worden aangebracht. In het geval van hardschuim lijmt men het best de plafondplaat van het watervoorraadvat op de staanders. Doe dat bij voorkeur met kit op basis van MS-Polymer, bijvoorbeeld BISON POLY MAX. Vergeet ook niet die plafondplaat voldoende te ondersteunen. Lijm er vervolgens stroken hardschuim op om te voorkomen dat de bodemgrond van het landdeel in het waterdeel terechtkomt. Brengt men toegangsluikje in een van de zijwanden aan, dan dient er aan de binnenzijde een koker te komen die het interieur van het luikje afscheidt en waardoor men van buiten- en van bovenaf in het voorraadvat kan komen. Die koker kan als een rots worden uitgevoerd en aardig is het om langs die rots voortdurend water te laten aflopen. Een pijpje dat opgaand in de hoek wordt geplaatst, zorgt ervoor dat het water van de dompelpomp op het hoogste niveau van de berg komt. Dat kan eventueel worden uitgevoerd als een overlopend vijvertje. Eventueel kan men het water als een soort kreekje over het landdeel naar de andere kant laten stromen om het aflopende water uiteindelijk in het waterdeel te laten uitmonden. 

Instelbare overloop

Wil men de waterstand nauwkeurig kunnen instellen, dan is een in hoogte instelbare overloop onontbeerlijk. Die maakt men gemakkelijk van een pvc expansiestuk. Die zijn in diverse diameters te koop. Zo’n expansiestuk kan via een knietje met een zogeheten huiddoorvoer door de scheidingswand tussen het aquariumdeel en het watervoorraadvat worden gebracht. Ter plekke neemt men daartoe in die wand een strook plexiglas of pvc plaat op. Hierin wordt met een passende zaag uit de zevengatenset met een langzaam draaiende machine (anders smelt het plexiglas!) een gat van geschikte diameter gemaakt. Als het gat goed past, dan heeft men de huiddoorvoer niet nodig. Gewoon met MS-Polymer inlijmen volstaat. Met behulp van het expansiestuk kan men de waterstand op de mm nauwkeurig instellen. In plaats van een expansiestuk kan men ook gebruik maken van een stuk pvc pijp met passende mof. Dan wordt de mof uiteraard niet aan de pijp verlijmd.Bij werken in de bak is het handig om de waterstand een paar cm te verlagen. Bij (langdurige) afwezigheid geeft het instellen van een lagere waterstand extra veiligheid tegen overlopen. In de instroomopening plaatst. men een gemakkelijk afneembaar zeefje. Dat dient regelmatig te worden gereinigd. Erg goed bevalt een zogeheten mandpotje waarin veel aquariumplanten worden geleverd. Zo’n potje past precies in een pijp met inwendige diameter ….mm. Het expansiestuk dient zo goed mogelijk te worden gecamoufleerd. Makkelijker te camoufleren en ook eenvoudiger te monteren is het expansiestuk door het door het plafond van het watervoorraadvat te brengen. Dan dient daartoe dat vat plaatselijk lager te worden uitgevoerd. Rondom de overloop kunnen moerasplanten worden geplaatst.  

Verdere inrichting

Aan de wanden kunnen bakjes worden gelijmd. Van glas gemaakt, staan die al gauw wat stijfjes. Met behulp van geplastificeerd vierkantgaas 13x13mm en PUR uit de spuitbus kunnen natuurlijker vormen, knoesten en imitatietakken worden gemaakt. Zo'n bakje of iets dergelijks van gaas kan men met parkers of rvs draad op plexiglas bevestigen en dat tegen de wand lijmen. Daarvoor gebruikt men MS-Polymer of de 2-componentenlijm KombiPower, beide van BISON. Elastopur, ook van BISON  is goed met muur- of betonverf op waterbasis te beschilderen. Bij andere PURsoorten kan het nodig zijn de huid op te ruwen.Van pvc pijp, (flexibele) elektriciteitspijp of genoemd vierkantsgaas kunnen imitatie lianen, takken of bomen worden gemaakt. De daarmee gemaakte grondvormen bespuit men met PUR, schraapt het PUR weg tot er een geschikte structuur overblijft en kwast die dan in met tegellijm op cementbasis. Dat fungeert als primer. Houd de tegellijm vochtig tot die is verhard. Daarover kneedt men een mengsel van Flevopol Uni met kleipoeder en fijn zand. Draag daarbij huishoudhandschoenen! Kleipoeder betrekt men relatief goedkoop uit de winkel in hengelsportartikelen. Terwijl dit mengsel nog nat is, kan men er veegsgewijs minerale kleurpoeder in groen, bruin of witachtig op aanbrengen. Ook kan men met een sponsje wat vegen kleurpasta of muurverf aanbrengen. 

Bevloeiingspijp

Wie (een) natte wand(en) wil, dient bovenaan een bevloeiingspijp aan de brengen. Daarvoor is dan een extra dompelpomp nodig. Houd er bij de aanschaf rekening mee dat fabrikanten als maximale opvoerhoogte  aangeven  tot welke hoogte water maximaal opgestuwd kan worden. Om nog een behoorlijke opbrengst te verkrijgen, dient men dus een pomp aan te schaffen waarvan de maximale opvoerhoogte minstens de helft groter is dan tot welke hoogte men wil opvoeren. Als bevloeiingspijp kan 15mm pvc pijp dienen. Met knietjes, T-stukjes bij rechte hoeken of stukjes passende slang bij stompe hoeken en einddopjes komt men een heel eind. Boor om de 5cm een gaatje met een 2mm boortje. In het algemeen kan men de pomp het best maar af en toe kort laten lopen. Een paar minuten per keer en dat dan naar behoefte enkele keren per dag, is al gauw voldoende. Voor zulke korte schakeltijden maakt men het best gebruik van een elektronische tijdschakelklok. Daarmee kan de bevloeiingstijd op de minuut worden ingesteld. Neem een schakelklok die meerdere keren per dag instelbaar is. 

Ventilatie en condensvrij houden van de landruiten

De (doorzichtige) landruit(en) word(t)(en) voorlangs die van het aquariumdeel geleid. De tussenafstand dient ca. 3mm te zijn. Dat is voldoende om nog ventilatielucht door te laten en ook voldoende om te voorkomen dat er visjes of voedseldieren tussen beide ruiten komen. De drijvende kracht voor de luchtstroming wordt ten dele geleverd door thermiek. Die is het gevolg van de warmte van de voorschakelapparaten (vsa’s) van de TL/PLL die aan de voorkant onder de bak worden gemonteerd. Vsa-'s mogen niet direct op hout worden geschroefd. Dat is gemakkelijk op te lossen door een metalen ringetje of een moertje tussen hout en vsa te plaatsen. Elektronische vsa’s worden minder heet dan de klassieke.Voor goede werkzaamheid dient de ventilatielucht bovenaan langs de landruiten te worden afgevoerd. Kiest men voor open montage van TL/PLL aan het plafond, dan boort men wat gaten en dekt die af met rvs gaas. In zo'n geval worden verticale lamellen voor de TL/PLL geplaatst om al te hinderlijke zichtbaarheid te voorkomen. Fraai werken lamellen van boomschors. Die schors kan op (ongelijkzijdig) aluminium hoekprofiel worden geplakt. Kiest men voor een lichtkap, dan zijn er de volgende mogelijkheden:- op een dekruit ligt een goed lichtdoorlatend rooster voor TL-bakken;- men maakt gebruik van kunststof plaat die ook wel onder TL-bakken wordt aangebracht. Dat materiaal kan niet over al te grote overspanning worden toegepast omdat het anders te veel doorzakt. Verstijving is goed mogelijk door rondom een (kunststof) hoeklijn aan te lijmen. Dit materiaal blijkt op den duur te vergelen.- het best maakt men gebruik van zogeheten Doppelstegplatte. Die is in een dikte van 6mm in de bouwmarkt verkrijgbaar in de maat 105x135cm. De lichtdoorlaatbaarheid is onovertroffen, het materiaal is tamelijk stijf en blijkt niet te vergelen. Eén zijde is tegen inwerking van UV gecoat. Die kant moet naar de lichtbron zijn gekeerd.Om de TL/PL te kunnen vervangen, construeert men zodanig dat de ruit annex rooster gemakkelijk uitgenomen kan worden. Dat is ook prettig om de zaak af en toe eens aan de binnenkant te kunnen reinigen. Het is dan het meest eenvoudig de lichtdoorlatende plaat van bovenaf in te brengen en die op latjes rondom te laten rusten. Daartoe dient het ‘dak’ van de bak verwijderd of opgeklapt te kunnen worden. Aan dat verwijderbare of opklapbare deel kunnen dan de verlichtingselementen worden bevestigd. Dan kunnen ook die eenvoudig worden verwisseld. De ventilatielucht wordt dan door de aldus gevormde lichtkap geleid en dat helpt om die niet te warm te laten worden. Dan moet er achterin een centrale afvoer komen. Toepassing van reflectoren boven de verlichtingselementen is zeer aan te bevelen.Blijven de ruiten bij uitsluitend ventileren onder invloed van thermiek onvoldoende vrij van condens, dan zal  een (computer) ventilator moeten worden ingeschakeld. Die moet dan zo worden aangebracht dat hij de thermiek door zuigkracht ondersteunt. ’s Nachts kan men die ventilator uitschakelen. Dan loopt de relatieve luchtvochtigheid op, zoals dat ook in de natuur gebeurt. Afhankelijk van de omgevingstemperatuur van de bak gedurende de nacht, zullen de ruiten ’s ochtends meer of minder nat zijn. 

Afvoer vochtige lucht

Het verdient sterk aanbeveling de vochtige ventilatielucht naar buiten af te voeren. Het voorkomt een te vochtig klimaat in huis met beslagen ruiten en schimmelvorming als mogelijk gevolg. Op de begane grond is er wellicht een mogelijkheid af te voeren naar de kruipruimte. Die dient dan wel goed te worden geventileerd. Anders dient men een kanaal aan te leggen tot aan een ventilatierooster. In die buis komt dan een ventilatortje. Een andere mogelijkheid is de vochtige lucht te brengen tot aan de afvoer van de cv-ketel, die van een wasemkap of tot aan een afzuigpunt van in de woning aanwezige, permanent werkende mechanische ventilatie. 

Circulatieventilator

Van tijd tot tijd de lucht in de bak eens goed ‘doorroeren’ komt het klimaat zeer ten goede. Hiertoe kan in het landdeel een computerventilatortje verdekt worden opgesteld. Zulke ventilatortjes zijn er al met afmetingen 40x40mm. Die werken op 12V gelijkspanning. Zo’n ventilatortje kan men het best continu laten draaien. Dat komt de levensduur zeer ten goede! 

Wateropvanggoot met overloop- / droogloopbeveiliging

Onder aan de aquariumruit(en) brengt men een aluminium U-profiel 20x20mm aan. Dat dient om overlopend en condenswater op te vangen. De einden dienen dus van kopschotjes te worden voorzien. Dit profiel moet zodanig worden aangebracht dat zowel het water dat langs de aquariumruit(en) als van de bewegende landruit(en) afloopt wordt opgevangen. Daarbij moet er echter wel voor gezorgd worden dat er ventilatielucht kan binnenkomen en ook mogen hier geen voedseldieren kunnen ontsnappen. Dat voorkomt men door het aanbrengen van goed lucht doorlatend rvs of nylon gaas. De goot wordt voorzien van een waterafvoerpijpje. Dat pijpje loost op een pot waarin zich een vlotterschakelaar bevindt. Laat dat pijpje enkele mm boven de bodem van de goot uitsteken. Dat voorkomt dat alle (nachtelijke) condenswater in de pot komt. Dat water verdampt dan overdag wel weer. De opvangpot is gemakkelijk te knutselen van een pvc pijp met diameter 100mm. Hang de afvoerslang van de goot gewoon boven in de pot! Het stijgende water doet de vlotter opdrijven en die verbreekt dan het stroomcircuit van de dompelpomp. Daarin moet de vlotterschakelaar dus worden opgenomen. Deze schakelaar is te koop in zaken voor elektronicamateriaal. Het monteren is eenvoudig: gewoon een passend gat boren in de wand van de pot. Het meegeleverde montagemateriaal doet de rest. De genoemde vlotterschakelaar kan ook worden gebruikt om de dompelpomp tegen droogvallen te beschermen. Dan wordt de schakelaar zodanig aangebracht dat de stroomketen wordt onderbroken als de waterstand in het voorraadvat te laag dreigt te worden. Dat is een kwestie van de schakelaar 180° gedraaid monteren.  

Bewegende ruiten

De opklapbare voorruit wordt het laatst gemonteerd. Hoe dat moet gebeuren, hangt af van de bouwwijze van de bak.Is men erin geslaagd de zijruiten waartegen de voorruit komt te rusten volkomen evenwijdig en in één vlak te krijgen, dan meet men op hoe groot die voorruit moet worden en bestelt die met geslepen zijkanten. Overigens verdient het aanbeveling tenminste alle zichtbare kopse kanten van het glas te laten slijpen. Dat zijn dus die van de zijruiten en de bovenkant van de aquariumvoorruit.Zit er afwijking in de evenwijdigheid van de zijruitkoppen, dan bestelt men de voorruit pakweg10cm te breed. Dan plaatst men die ruit met aan beide kanten ongeveer gelijk overstek en tekent met dunne viltstift de juiste maat af. Zo worden kleine afwijkingen van haaks en te lood onopvallend weggewerkt en kan een perfecte sluiting worden verkregen. Spreek met de glasleverancier af dat hij de ruit vervolgens op de gewenste maat brengt. De makkelijkste situatie is die waarbij tussen de zijkanten van de lichtkap een lat van 10-15cm breed op zijn kant kan worden gemonteerd. Aan de bovenkant van die lat wordt dan een rvs pianoscharnier geschroefd en daaraan weer een tweede lat die als afwerklat fungeert. Met behulp van een tussenlatje zorgt men ervoor dat zich tussen draag- en deklat een spleet van 7mm bevindt. Die spleet is nodig voor de 4mm dikte van de opklapbare voorruit en de 3mm spleet voor de ventilatielucht. De draaglat wordt zodanig gemonteerd dat de deklat over de gehele hoogte strak tegen het glas van de zijwanden ligt. Dan klapt men de deklat op en plaatst met behulp van plakband en eventueel een tijdelijke ondersteuning nauwkeurig de voorruit. Vervolgens bezet men het hout van de deklat aan de binnenzijde met siliconenkit en klapt die lat om. De lat wordt goed aangedrukt en eventueel gedurende tenminste 24uur aangedrukt gehouden. Deze methode wordt al toegepast sinds de oprichting van Studievereniging Het Paludarium op 2 januari 1975.Bij een erg diepe bak kan het voor de bereikbaarheid nuttig zijn behalve aan de voorzijde ook aan één of aan beide zijkanten nog een beweegbare voorruit aan te brengen. Het best voert men die beweegbare zijruiten uit als deur, dus met een verticaal geplaatst (piano)scharnier. Een dergelijke constructie komt vooral bij een achtkant in aanmerking.

    SYSTEMEN VOOR HET BEKLEDEN VAN WANDEN EN HET MAKEN VAN KUNSTMATIGE ROTSEN, KEIEN, STRONKEN EN TAKKEN

Loek van der Klugt Studievereniging HET PALUDARIUM, Den Haag 

Inleiding

Nadeel van natuurlijke materialen als kienhout en andere houtsoorten inclusief de harde en zware soorten, kurkschors en geperste kurkplaten, varenwortel en turf is dat die in het warm-vochtige klimaat van een aqua-terrarium vrij snel vergaan. Juist als een met epiphyten begroeide tak er mooi bijstaat/-hangt bezwijkt hij. Vooral om het laatste probleem op te lossen heeft Studievereniging HET PALUDARIUM gezocht naar een mogelijkheid kunsttakken te fabriceren die niet alleen duurzaam zijn, maar ook nog natuurlijk ogen. Vanzelfsprekend dienen epiphyten op zulke takken goed te groeien. Bijkomend voordeel van zelf maken is dat vorm en afmetingen geheel aan de behoefte kunnen worden aangepast. 

Flevopoltechnologie: Een systeem voor het maken van kunsttakken en -stronken en het bekleden van wanden en oevers

De oplossing van het probleem is gevonden in wat we aanduiden met Flevopol-technologie. Flevopol is de handelsnaam van een reeks producten op basis van in water geëmulgeerde kunsthars (een acrylaat-copolymeer) waarvan de afzonderlijke moleculen zich tot ketens verbinden (polymeriseren) of samenklonteren (coaguleren) als het water verdampt. Na volledige polymerisatie is de kunststof watervast. Het materiaal vindt vooral toepassing in de bouw, onder andere bij stukadoorswerk. Ook voegers maken er wel gebruik van en wel om betere hechting en weerstand tegen inwerking van regenwater en zouten te verkrijgen en verbranden van de specie door voortijdige uitdroging te voorkomen. De stukadoor bestrijkt er (in verdunning 1:5) glad beton mee en doet ook wat door de specie, de voeger verdunt Flevopol Uni eveneens met water en maakt met dat mengsel zijn specie aan. Gebleken is dat je er ook potgrond en dergelijke, klei en zand mee kunt binden. Je kunt met het pasta-achtige mengsel een watervast frame bekleden en dat er als een boom, wortel, tak of liaan laten uitzien. Ook kun je er de wanden mee bekleden, zowel onder- als bovenwater. Let op: We spreken steeds over Flevopol Uni. Dat is een product dat 50% werkzame stof bevat. Flevopol Voorstrijk is voor ons doel al te sterk met water verdund! 

De nieuwe werkwijze bestaat uit het kiezen van een niet-rottende ondergrond waarop een laag met Flevopol en water aangemaakte potgrond wordt aangebracht. Geschikte dragers zijn PVC-pijp of -plaat, synthetisch ondertapijt en afzuigkap-filtermateriaal. Veel van dit materiaal is gratis uit afvalcontainers op bouwplaatsen te halen en anders bij bouwmarkten, in de tapijthandel of witgoedwinkel voor relatief weinig geld te koop.PVC-pijp kun je (al dan niet na inzagen) vervormen door warm maken met bijv. een hete-luchtpistool of zware haarföhn, eventueel boven een gasvlam. Stukken van dat materiaal kun je met PVC-lijm aan elkaar lijmen, maar ook met Parkers aan elkaar schroeven. De aldus verkregen vorm of constructie wordt vervolgens bekleed met ondertapijt of filtermateriaal. Wel steeds synthetische materialen gebruiken! Grilliger vormen kun je maken door het PVC eerst met PUR-schuim te bespuiten. Zo kun je fraaie stronken maken die bijv. een onderstuk van een plankwortel- of mangroveboom suggereren. Ook kun je het PVC eerst met een pap van Flevopol Uni 1:1 met water verdund en daaraan toegevoegde tegellijm op cementbasis voorstrijken (aanbranden). Dan is bekleden met een of ander doekachtig materiaal niet nodig. De hechting is fenomenaal! Voor lianen kun je gebruik maken van flexibele elektriciteitsbuis. Daarin steek je voor meer stijfheid, beter gezegd om het bouwsel beter in vorm te kunnen brengen, stug, liefst geplastificeerd ijzerdraad. Ook kun je het frame maken van geplastificeerd, zogeheten vierkantsgaas 13x13 mm. 

De (van kluiten, bonken en vezelclusters ontdane) potgrond kun je het best met bijv. een kwart deel fijn zand vermengen. Ook kun je cactusaarde gebruiken. Daarin zit al een deel (fijn)zand en vooral minder organische stof die door de planten die er op gaan groeien, opgegeten kan worden …   Zonder zand of doorgemengde (liefst) synthetische vezel (bijv. van restanten drainagebuis – pas op: geen kokosvezel gebruiken, dat verteert binnen de kortste keren!) krimpt de met Flevopol aangemaakte specie namelijk nogal sterk. Reken er maar op dat je tenminste in twee lagen moet werken. Flevopol Uni kun je voor ons doel beter niet meer dan tot 1:1 met water verdunnen. Tegenwoordig nemen we tussen de lagen ruim de tijd en verdunnen helemaal niet meer. Voor makkelijke verwerking voeg je zoveel potgrond toe als nodig is om een smeuïge brij te verkrijgen. Wat de benodigde hoeveelheid betreft, kun je uitgaan van de ervaring dat je net zoveel liters brij verkrijgt als je liters potgrond toevoegde. Drogen duurt lang, reken maar op minstens twee weken, liever nog een maand. Leg losse stukken bij voorkeur buiten in de zon of zet een ventilator(kacheltje) op je werk(stuk). Na drogen voelt het geheel hard aan, maar als het weer vocht heeft opgenomen, is het redelijk vervormbaar. In de bak blijkt het materiaal maar langzaam water aan te nemen, in het begin lijkt het zelfs waterafstotend te zijn. Later wordt het zacht zonder echter uit elkaar te vallen. Groot voordeel is dat je er makkelijk plantjes op vast kunt zetten. Dat doe je bijv. met in stukjes geknipte paperclips of stalen pinnen uit de fourniturenhandel. Die zijn stijf en gaan vervolgens vrij snel roesten, waardoor ze niet meer opvallen. Op het droge materiaal kun je epifyten gemakkelijk vastlijmen met een tix-contactlijm. Veel plantjes, vooral Java- en levermos, blijken verbazend snel op vochtig gehouden materiaal te wortelen. Overigens is vastlijmen van epifyten niet zo'n goed idee. Al te vaak blijkt dat ze na verloop van tijd toch niet op de goede plaats staan. Afnemen van de plant resulteert dan al gauw in een kale plek, om van beschadiging van de plant maar te zwijgen. Voor reparaties kun je overigens goed gebruik maken van cactusaarde die is vermengd met transparant opdrogende contactlijm van Bison of Pattex. Dat mengsel is na 24 uur watervast. Voor algeheel gebruik is de genoemde lijm te duur. 

Gebruik je het systeem onder water of komt sproeiwater met het materiaal in aanraking, dan blijkt het materiaal langdurig (reken maar op maanden tot wel een jaar …) nogal wat roodbruine kleurstof af te geven. Zo wordt het water in het aquariumdeel van een paludarium tot prachtig colawater ... Nadeel is natuurlijk dat dit ten koste gaat van het toch al schaarse licht voor de waterplanten. De vissen vinden het prima! Gezien het zacht worden van het materiaal onder water, lijkt het nieuwe systeem niet geschikt voor een aquarium waarin zich alg- of houtschrapende meervallen zoals Ancistrus of Plecostomus bevinden. Dan kan beter gebruik worden gemaakt van het hieronder beschreven systeem waarmee al ruim 25 jaar ervaring bestaat. Zie http://www.frogworld.nl/dutchvivariumslk.html of www.terracom.tk voor paludaria (onder meer van Loek van der Klugt en Ronald de Mol) en een vochtig terrarium (Ben Koper) waarin het Flevopolsysteem is toegepast. In ‘Het Aquarium’ van november 2002 (verslag Landelijke huiskeuring 2002 Terraria) is het aqua-terrarium van Gerard van Heusden afgebeeld. De duidelijk zichtbare boomstronken en ook de takken en wanden zijn ook via Flevopoltechnologie tot stand gekomen. Ook de achterwand en de takken in het eveneens afgebeelde (druipnatte) paludarium van Leen van Doorn zijn uitgevoerd in Flevopoltechnologie. Leen was de eerste die cactusaarde met contactlijm vermengde.

Laatste ontwikkelingen: Consequentie van het goed groeien van epifyten en mossen op ondergronden van Flevopol en potgrond is dat die plantjes de potgrond ‘opeten’. Dat is mede een belangrijke reden dat het systeem toch minder duurzaam kan blijken te zijn dan gehoopt. Met deze ervaring/dit inzicht in gedachten zijn leden van Studievereniging Het Paludarium ertoe overgegaan Flevopol Uni onverdund te gebruiken en in plaats van potgrond nog alleen poederklei (fijngestampte gedroogde klei uit de tuin bijvoorbeeld) met wat fijn zand toe te passen. De werkwijze is nu: poederklei vermengen met wat fijn zand en dan pure Flevopol toevoegen tot een smeerbare substantie ontstaat. Die wordt dan met de hand (gebruik beslist huishoudhandschoenen!) of met een slap plamuurmes op de ondergrond aangebracht. Als een donkerder kleur gewenst is, dan mengt men door de droge bestanddelen nog wat fijn gemalen (elektrische koffiemolen!) houtskool. Met houtskoolpoeder door de (pure) Flevopol maak je een soort verf. Daarin kun je ook het te omwikkelen framemateriaal drenken. Dan ben je in één keer klaar! Ronald de Mol doet voor ‘groot werk’ ook poeder-tegellijm door het mengsel en voegt ook verschillende kleurstoffen toe om wat variatie in de kleur te krijgen. 

Tegellijmtechnologie: Geschikt voor oersterk wandbekledingssysteem voor aqua-vivaria

Bij dit systeem wordt gebruik gemaakt van poeder-tegellijm. Dat is materiaal op cementbasis en bevat kunststoffen die de specie goed strijkbaar maken. Het materiaal is in kleinverpakking verkrijgbaar in de bouwmarkt. Aanmaken met water tot een smeuïge brij is verkregen.Het best bekleedt men de betreffende wand of andere ondergrond eerst met polystyreenschuimplaat (PS), liefst van het geslotencellig type. Er zijn uitvoeringen met een zeer gesloten oppervlak. Dat moet beslist worden opengetrokken. Dat doe je bijvoorbeeld met een scherp getande zaag of grof schuurlinnen. Prettig verwerkbaar is Roofmate. 5 mm zou al voldoende dik zijn, maar daar is moeilijk aan te komen. Zeer geschikt zijn PS plafondtegels gebleken. In ieder geval goed verkrijgbaar zijn palten 2 cm dik in zeer dichte kwaliteit. Het voordeel van dergelijke dikke plaat is dat je er gemakkelijk allerlei zaken op vast kunt prikken of zelfs (eventueel met gebruik van pluggen) aan vast kunt schroeven.De PS-plaat lijm je met rupsen siliconenkit, bijv. om de 10 cm op de ondergrond. Naden en aansluitingen kit je mee af. De tegellijm zet je van onder naar boven werkend in een circa 3 mm dikke laag min of meer glad op. Vervolgens geef je die laag een willekeurige ruwheid. Het mooist wordt het als je kluiten tegellijm met kracht tegen de PS-plaat smijt.Na uitharding, waarvoor je enkele dagen tot een week uittrekt en voor goede verharding tussendoor nog enkele keren met water besproeit, schilder je de wand met acryllatex, muur- of betonverf, maar wel alles op waterbasis, in de door jou gewenste kleur. Vanzelfsprekend streef je daarbij geen zo egaal mogelijke uitvoering na. Sterker: als je bijv. in donkerbruin schildert, 'rommel' je plaatselijk wat zwart en/of groen erdoor. Het laatste doe je bijvoorbeeld met een sponsje. Je kunt de hoofdkleur ook eerst een dag laten drogen, waarna je met een wat stugge kwast die je maar net met verf 'benat' (de zogeheten droge-kwastmethode) plaatselijk wat vlekjes en veegjes geeft. Ook met dit systeem kun je je lekker uitleven!Dit systeem, dat overigens ook prima bruikbaar is om imitatiekeien of -rotspartijen voor de cichlidenbak of een droog terrarium te maken en dat de standaard glazen bak voor slangen een heel wat beter aanzien kan geven terwijl de nodige hygiëne toch in acht kan worden genomen (dan de tegellijmlaag glad houden), is loeisterk. Het is ook in hoge mate vochtdicht, waardoor het bovenwaterdeel van een aqua-terrarium heel goed in (watervast) triplex kan worden uitgevoerd. Voor de zekerheid kun je het hout eerst van twee tot drie lagen epoxy voorzien. Zo is bijvoorbeeld een groot paludarium met 65 cm waterhoogte tot stand gekomen. De eigenaar had al 7 jaar ervaring met dit systeem in de vorm van een zeer groot aquarium voor discusvissen. Zie http://www.frogworld.nl/dutchvivariumsrm.html/ronalddemol. 

Groot voordeel van het beschreven systeem is dat je het geheel naar eigen smaak en inzicht kunt vormgeven. Ook het feit dat er geen naden meer zijn, is een groot voordeel zowel visueel als met het oog op anders er tussen kruipend gedierte. Nadeel van dit systeem (voor aqua-terraria) is dat het lang duurt eer er enige mosgroei op ontstaat. Door de PS-tussenlaag is het systeem door afsteken met een plamuurmes gemakkelijk te verwijderen. 

Hybridesysteem

Intussen is er ook geëxperimenteerd met een kruising van de twee bovenbeschreven systemen. Dat houdt in dat door het mengsel van potgrond en Flevopol ook poeder-tegellijm (op cementbasis!) is gemengd. Kies je voor tegellijm die als elastisch wordt aangeprezen, bijvoorbeeld Schönox SK, dan bevat die een met Flevopol vergelijkbare kunststof. Dat kan een oplossing bieden als Flevopol of een vergelijkbaar product niet in je regio verkrijgbaar is. Ook is wel in het onderwaterdeel tegellijm- en daarboven Flevopoltechniek toegepast. 

Mogelijk alternatief voor Flevopol

In hobbyzaken wordt Paverpol, Pretex en/of Powertex verkocht. Dat wordt gebruikt voor het maken van tuinbeelden. Zie www.paverpol.com. Je drenkt er (repen) lappen in van een stof die het materiaal goed in de vezels opneemt (aanbevolen wordt gebruik te maken van oude T-shirts) en wikkelt die om een draagcontructie. Na droging die overigens heel veel sneller verloopt dan bij Flevopol, is het materiaal watervast. Paverpol wordt thans (augustus/september 2006) in een nieuw gebouwd paludarium toegepast. De vraag is hoe het zich houdt bij voortdurend nat zijn. Het materiaal wordt transparant, maar ook in diverse kleuren geleverd. De transparante vorm kun je met behulp van kleurpoeders op de gewenste kleur brengen. Let op: die kleur is na droging geheel anders dan in de pot, want het spul is in de pot wit. Transparant is het past na droging. Daarom moet je ook tamelijk veel kleurstof toevoegen om een dekkende kleur te krijgen. Gebleken is al dat de kleur van het doek invloed heeft op de kleur na uitharden. Het gebruik van donker doek kan een voordeel zijn. Met acrylverf op waterbasis kun je achteraf nog bijkleuren. 
Interieur in opbouw. Bomen en wortels zijn uitgevoerd in geplastificeerd dubbeltjesgaas. Het gaas is omwonden met zelfklevend stukadoorsgaas. Dat is vervolgens aangestreken met een papje van cement-tegellijm, aangemaakt met Flevopol Uni en water. Na droging van die primer- en ‘dichtsmeer’laag is het Flevopol-potgrondmengsel aangebracht. Daarbij bewees een slap plamuurmes goede diensten. Rubber huishoudhandschoenen bleken onontbeerlijk: het mengsel is na opdrogen haast niet van de handen te verwijderen!Langs de stam van de centrale en afgeknotte boom vloeit continu water dat opborrelt uit het hart van de stam. Die stam begroeide prachtig met Java- en levermos en ook Javavaren deed het er goed op. Langs de wanden vloeide drie maal daags gedurende 5 minuten water. Helaas, na een jaar traden al de eerste teken van verval op …
Let wel: bij deze toepassing werd Flevopol nog met 3 delen water verdund en er werd met vochtige potgrond gewerkt. 

Versie 060906.

 







Dierenwinkelinspectie Bezoek deze website als u een winkel bezoekt waar de dieren niet optimaal worden verzorgd. Hier kunt u er melding van maken, ook is er te zien welke dierenwinkels al zijn bezocht!